TOP 50

Tekst en uitleg bij ‘De top 50 van belangrijkste (levende) kunstenaars van Nederland 2018’

Economie van de aandacht

In het najaar van 2017 publiceerde Art Review de jaarlijkse ‘Power top 100’, een lijst met de ‘meest invloedrijke mensen in de hedendaagse kunstwereld’. De lijst is ‘more about ideas than about money’, en op nummer 1 staat de Duitse kunstenares Hito Steyerl, die tot enige tijd geleden werd vertegenwoordigd door de Rotterdamse galerie Lentz.

Wie bepaalt het belang van een kunstenaar? Hoe meet je iemands invloed en gezag? Is zichtbaarheid in musea, galeries, instituties doorslaggevend? Aanwezigheid op vooraanstaande kunstmanifestaties als de Biennalie van Venetië of de Documenta? Dominantie in de media? Veilingprijzen?

Oftwel hoe stel je een lijst samen met ‘De belangrijkste (levende) kunstenaars van Nederland’?

Wij zochten onze heil bij de Artist Ranking Tool, zoals die wordt gehanteerd op Artfacts.net. Hier wordt de invloed (en het succes) van exposities van kunstenaars gemeten, ofwel: de professionele aandacht die een kunstenaar krijgt toebedeeld. Deze staat los van economisch succes: om die reden worden presentaties op kunstbeurzen niet meegenomen in de weging. Men noemt deze manier van wegen de ‘economie van de aandacht’ (naar een boek van Georg Franck).

Franck stelt dat aandacht in de culturele wereld een economie is die langs dezelfde lijnen loopt als het kapitalisme. ‘De curator / investeerder leent zijn eigendom (een tentoonstellingsruimte, en de naam en faam van die plek) uit aan een kunstenaar, van wie hij een “return on investment” verwacht, in de vorm van aandacht (reputatie, roem).’

Om tot rubricering te komen, heeft men de Artist Ranking Tool in het leven geroepen. Die ‘hecht grote waarde aan het belang van internationale representatie van kunstenaars. Alleen kunstenaars die werken in gezaghebbende (culturele) structuren worden meegenomen in de primaire waardebepaling.’

Daarnaast onderzoekt men de carrière van een kunstenaar ‘vanuit twee andere perspectieven: de positie in de ranking en de (punten)waardering van iedere tentoonstelling: beide resultaten worden meegenomen. Het laatste punt dat wordt meegewogen in de analyse is de “entourage” van een kunstenaar: met wie zit een kunstenaar regelmatig in groepsshows?’

Wij lazen deze tekst en uitleg over de achtergronden van het ranking-systeem op de website van Artfacts met grote interesse, en hebben onze eigen draai gegeven aan deze theorie van de ‘economie van de aandacht’. Wij zijn van mening dat we met een internationale blik naar het nationale kunstveld moeten kijken om tot een weloverwogen ranglijst te kunnen komen: wat is de status van ‘onze’ belangrijkste kunstenaars in internationaal perspectief?

Het verklaart onderstaande onderbouwing van ‘De top 50 van belangrijkste (levende) kunstenaars van Nederland 2017’.

Overigens komt Hito Steyerl in de ranking van Artfacts niet voor bij de eerste 100 namen: we vinden haar terug op plek 133 (gemeten op 1 februari).

Geschiedenis Elsevier

Tot 2012 publiceerde tijdschrift Elsevier de top 100 met beste Nederlandse kunstenaars, samengesteld door kunstjournalist Riki Simons. Deze lijst verscheen zeven jaar lang, waarbij Simons de volgende criteria hanteerde:

  • Solo-expositie in Nederlandse galerie
  • Solo-expositie in Nederlands museum
  • Aankopen door Nederlands museum
  • Representatie op grote internationale kunstbeurs
  • Solo-expositie in buitenlandse galerie
  • Solo-expositie in buitenlands museum
  • Nationale en internationale kunst awards
  • Artikelen of reviews in internationale kunstbladen
  • Veiling, punten naar prijsklasse vanaf drie verkochte werken
  • 10 procent van gemiddelde voor de drie voorgaande edities, dus in het geval 2012 van 2009, 2010 en 2011

Wij konden ons grotendeels vinden in deze manier van rubriceren, waarbij punten werden toegekend aan de diverse criteria om zodoende tot een ‘objectieve’ ranking te komen. In correspondentie met ons, lichtte Riki Simons toe: ‘Ik had zelf een lijst van te controleren criteria gemaakt met een waardering in punten, ieder jaar dezelfde criteria. Uit de optelsom daarvan kwam vanzelf een plaats tevoorschijn. Die criteria waren zo ver als mogelijk is verwijderd van de vage criteria van jury’s.’

Zonder onszelf als ‘vaag’ te willen bestempelen, hebben wij toch voor een andere aanvliegroute gekozen om tot een Top 50 (om nog scherpere keuzes te kunnen maken dan bij een Top 100) te komen: voor ons is, zoals hierboven vermeld, internationale representatie en uitstraling doorslaggevend om het belang van een kunstenaar te bepalen.

Tijdens ons onderzoek, met dank aan researcher Nathalie Maciesza, bleek dat ook internationale groepsshows en (met name) deelname aan culturele manifestaties als Documenta en Biennales hoog werden geschat: ons werd – met name vanuit de galeriewereld – verzocht deze in de weging mee te nemen. Dat hebben we dan ook gedaan, en zodoende kwamen wij tot de volgende tien criteria:

  1. Representatie internationaal
  2. Belangrijke culturele manifestaties (Documenta, Biennale etc)
  3. Solo in buitenlands museum
  4. Solo in buitenlandse galerie
  5. Group show in buitenlandse galerie, instituut of museum
  6. Internationale awards
  7. Veilingprijzen
  8. Solo in Nederlandse museum
  9. Solo in Nederlandse galerie
  10. Nederlandse awards

Ook wij hebben volgens een classificering gewerkt. Alle criteria werden opgedeeld in een A, B, C of D-status. En in het geval van representatie deelden we zelfs vier keer een A+ status uit: aan Marlene Dumas, Ellen Gallagher, Rineke Dijkstra en Steve McQueen. Op aanbeveling van mede-jurylid Hans den Hartog Jager gingen we vervolgens trapsgewijs vergelijken: hoe verhoudt een solo in een internationale galerie van B-niveau zich tot een solo in een Nederlands museum in de A-klasse?

Wat opvalt is dat een topgalerie als Grimm, de enige galerie met twee vestigingen in Nederland, en daarnaast een eigen ruimte in de Bowery in New York, weliswaar een aantal grote (levende) Nederlandse kunstenaars vertegenwoordigt die in de lijst staan – Desirée Dolron, Dana Lixenberg – maar dat deze kunstenaars niet door andere galeries worden vertegenwoordigd. Toch willen we juist voor Grimm een lans breken: de galerie durfde de stap te nemen om in Amerika een eigen ruimte te openen, en wij hopen dat dit zal leiden tot meer internationale zichtbaarheid van hun Nederlandse kunstenaars.

Wat ook opvalt is dat galerie Fons Welters met de meeste kunstenaars in de lijst is vertegenwoordigd, maar dat Annet Gelink de topposities inneemt: de drie kunstenaars van haar galerie in de lijst staan allen in de top 20. Andere galeries met namen in de lijst: Borzo, Stigter Van Doesburg, Mandos, Van Zomeren, Ellen de Bruijne, Upstream, Van der Laar, Nouvelles Images, Lentz, Lumen Travo, He.Ro, Jongma en Flatlands.

Wie is een Nederlandse kunstenaar?

Deze vraag hield ons – naast de beste manier om de ranking in te richten – het meest bezig. Waar dienden we de streep te trekken? Woonachtig in Nederland, opleiding genoten in Nederland, door Nederlandse galerie vertegenwoordigd? Elsevier hanteerde als criterium: een kunstenaar die langer dan tien jaar in Nederland woonachtig is. Wij vroegen om advies aan het Mondriaan Fonds, dat antwoordde: iemand die ingebed is in het Nederlands kunstklimaat. Wij spraken (telefonisch) met Steven Teeseling van het fonds, die hieraan toevoegde dat veel (‘buitenlandse’) kunstenaars naar Nederland komen vanwege de Rijkacademie, Rietveld etc en blijven hangen omdat ze hier geregistreerd zijn en voordeel ondervinden van het internationale en vrije Nederlandse kunstklimaat. In die zin zijn Marlene Dumas, maar ook Prix de Rome-winnares Rana Ramadeh, ook Nederlandse kunstenaars. Ook maakte Teeseling een analogie met de voetbalwereld, waar sommige spelers het nationale niveau soms overstijgen.

Die vergelijking gaat zeker op voor de Top vier in de lijst: Dumas, Gallagher, McQueen en Dijkstra worden niet door Nederlandse galeries vertegenwoordigd. Dumas zit van oudsher bij de galerie van Paul Andriesse, maar op de site van Andriesse Eyk wordt zij niet als ‘represented’ opgevoerd maar bij ‘expertise’. Om die reden is het dan ook lastig om ‘sologalerie in een Nederlandse galerie’ als criterium op waarde te schatten: de top wordt niet of nauwelijks meer getoond in Nederlandse galeries – misschien ook ingegeven door het feit dat de bedragen die voor deze kunstenaars worden betaald de gemiddelde galeriebezoeker boven het hoofd groeien. Hun exposure is puur internationaal gericht.

Marlene Dumas woont al een half leven in Nederland, Steve McQueen sinds de jaren negentig, en is getrouwd met een Nederlandse (NRC-critica Bianca Stigter), en ook Gallagher is al geruime tijd in Nederland gevestigd (sinds 2001): in Rotterdam. Ze werkt samen met haar Nederlandse partner, Edgar Cleijne. Bijzonder is ook Jo Baer, exponente van de minimal art uit de jaren zeventig, en al sinds 1984 woonachtig in Amsterdam. Ook zij werd getoond door Andriesse, maar heeft momenteel geen Nederlandse representatie. Meschac Gaba woont weer in Benin, maar vinden wij een goed voorbeeld van de Mondriaan-definitie: hij is zeker ingebed in het Nederlandse kunstklimaat, en werd vanaf het begin getoond door de Nederlandse galerie Lumen Travo, van Marianne van Tilborg. Ook in de lijst: Lara Almarcegui, Nathaniel Mellors en natuurlijk Yael Bartana.

Werkwijze

Om te beginnen hebben we een groslijst met 108 namen samengesteld, deels gebaseerd op de Top 100 van 2012, aangevuld met nieuwe namen (en herontdekkingen), met als achterliggende gedachte de focus op internationale aandacht voor de kunstenaar, oftewel kunstenaars die zichtbaar zijn op internationale podia.

Het leek ons ondoenlijk om de vijf jaar dat de top 100 niet verscheen (2013-2017) in zijn geheel door te lichten, dus hebben we streep gezet bij 2016 en 2017: soloshows (Nederland en internationaal, galeries en musea), groepsshows (internationaal), awards, veilingresultaten etc uit die twee jaar werden bekeken. Ook werden culturele manifestaties meegenomen, die vaak om het jaar, vijfjaarlijks of zelfs tienjaarlijks plaatsvinden.

Vervolgens heeft researcher Nathalie Maciesza de representerende galeries benaderd, om zoveel mogelijk informatie boven water te krijgen. Over het algemeen werd hier uitstekend gehoor aangegeven, maar er waren ook galeries die weigerden de gevraagde informatie te verschaffen: in sommige gevallen werd botweg medegedeeld dat men het nut van een Top 50 niet zag. Bij weigering versaagden wij niet, en werden de in aanmerking komende kunstenaars gewoon zelf benaderd, en ontvingen wij de gevraagde informatie alsnog vrij vlot.

Wel moeten we opmerken dat het puur online vergaren van informatie geen sinecure is: veel kunstenaars hebben geen website of worden niet ge-update (Mark Manders sinds 2013 niet). Goede uitzonderingen zijn Marlene Dumas en Jan Henderikse. Op Artfacts staat veel informatie, maar ook hier geldt: compleetheid is ver te zoeken. Het was dus puzzelen, zoeken, verfijnen en verbeteren: we kunnen niet pretenderen dat we alle informatie boven water hebben gekregen, maar we zijn een heel eind gekomen.

We hebben de 108 namen van de groslijst langs de Artfacts Ranking meetlat gelegd, en constateerden dat veel kunstenaars die in Nederland naam en faam hebben, internationaal op minder warmte kunnen rekenen. Andersom troffen wij namen aan die in Nederland minder bekend zijn, maar die internationaal gezien aan de weg timmeren. Bijzonder vinden wij bijvoorbeeld Hannah van Bart, die in Nederland nauwelijks bekend is (‘Het best bewaarde geheim van de Nederlandse kunstwereld’, dixit Hans den Hartog Jager, die haar in 2014 opzocht voor het televisieprogramma Kunstuur/4Art), maar die sinds 2004 meerdere soloshows had bij de gerenommeerde Marianne Boesky Gallery (die ook Jacco Olivier representeert). In de Elsevier top 100 van 2012 stond zij ook al (en terecht) op plaats 46.

Ook speciale aandacht voor René Daniels. Daniels maakt sinds zijn hersenbloeding in 1987 nauwelijks meer werk, en zijn werk uit de jaren tachtig is daarom zeer gezocht. Hij is de enige Nederlandse kunstenaar aan wie een speciale expositie werd gewijd (door Metro Pictures in New York): Sputterances, in 2017. Werk van Daniels brengt na Marlene Dumas de hoogste bedragen op veilingen op. Het rechtvaardigt zijn plaats in de Top 50.
Ook speciale attentie voor de Nederlandse Zero/Nul-kunstenaars. De aandacht – en veilingprijzen voor werk uit de vroegste periode – voor deze kunstenaars is exponentieel gestegen, niet in de laatste plaats door de monumentale overzichtstentoonstelling ZERO: Countdown to Tomorrow, 1950s–60s, in het Guggenheim Museum in New York: Armando, Jan Hendrikse, Henk Peeters, herman de vries en Jan Schoonhoven werden allen opgenomen in de expositie. Tel daarbij op dat de Schoonhoven Estate tegenwoordig in handen is van topgalerie David Zwirner, en het verklaart waarom alle nog levende Nederlandse representanten van deze stroming in de Top 50 staan. Wel dient opgemerkt te worden dat de internationale representatie zich vooral tot Noord-Europa beperkt.

De lijst van 108 werd teruggebracht tot ongeveer 70 namen. We constateerden al snel dat de Artfacts Ranking tamelijk accuraat is (op de ‘dealer directory’ na, want mede-jurylid Manuela Klerkx sloot haar galerie in Milaan in 2009, maar wordt nog altijd opgevoerd als galeriehouder bij onder meer Navid Nuur): hoe beter de representatie, des te beter de kwaliteit van de tentoonstelling en de navenante aandacht voor de expositie in de vakpers, en dus een hogere plaats op de ranglijst.

So far, so good.

Vervolgens hebben we ‘trapsgewijs’ de negen andere criteria beoordeeld, en ook een aantal ‘ingrepen’ in de lijst gedaan. Zo wilden we toch een aantal in Nederland zeer zichtbare kunstenaars opnemen, en ook plaatsmaken voor herontdekkingen en comebacks (Dana Lixenberg, Jan Henderikse en Peter Schuyff).

Bij de uiteindelijk samengestelde lijst heeft, als gezegd, de kwaliteit van de internationale representatie zwaar gewogen. Toch hebben we uitzonderingen gemaakt: Wendelien van Oldenborgh en Hans Eijkelboom worden internationaal niet vertegenwoordigd, maar stonden in 2017 wel op respectievelijk de Biënnale van Venetië en de Documenta, gezaghebbende kunstmanifestaties met veel impact. Daarnaast worden beide kunstenaars met name institutioneel goed getoond. Het rechtvaardigt hun plek in de Top 50. Hetzelfde geldt voor Jennifer Tee en Marcel van Eeden (ook dit jaar weer hoog scorend): zij waren present op Manifesta 11 in 2016.

Conclusie

Wij constateren dat maar weinig Nederlandse kunstenaars worden vertegenwoordigd door de top van de internationale galeriewereld. Dit is deels verklaarbaar door een gebrek aan ondernemingslust van Nederlandse galeries, en deels – maar dat is meer gevoelsmatig – door een gebrek aan innerlijke noodzaak: wil men echt door roeien en ruiten gaan om de vertegenwoordigde kunstenaars internationaal door te laten breken? Dan moeten allianties gesmeed worden, strategieën bepaald, plannen gemaakt. Of is men bang dat de ‘eigen’ kunstenaar ingelijfd wordt door een grotere speler in het internationale speelveld? Wij vermoeden: een mix van al deze elementen.

Zetten wij de situatie in Nederland af tegen het kunstklimaat in Vlaanderen, dan zien we dat een substantieel aantal Vlaamse kunstenaars wél is doorgedrongen tot mondiale topgaleries, dat er grote bedragen op veilingen worden betaald voor hun werk, en dat Vlaamse galeries meer samenwerken op internationaal niveau. Zou dit alleen liggen aan het zogenaamde verzamelaarsklimaat, dat in België beter zou zijn dan in Nederland? We geloven dat maar ten dele.

Laten we hopen dat deze vernieuwde ranglijst een stimulans zal zijn voor Nederlandse galeriehouders om (nog) meer internationale samenwerking te zoeken, en te werken aan het profiel van hun kunstenaars over de landsgrenzen.

Voorwaarts!


Over de samenstellers

Hans den Hartog Jager (1968) publiceerde vooral over literatuur en beeldende kunst in HP/De Tijd en NRC Handelsblad. Hij heeft diverse monografische publicaties op zijn naam, onder anderen over Marc Mulders, Rob van Koningsbruggen en Ronald Zuurmond. In 2003 verscheen The Essential Van Gogh, een kleine monografie en debuteerde hij met de veelgeprezen roman Zelf God worden, waarin zijn fascinaties voor kunst, kijken en interpretatie bij elkaar komen. Het boek werd gevolgd door een bundel met gesprekken met Nederlandse kunstenaars, Verf (2004, verschenen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep), een tweede roman, Maltus (2006) en een bundel essays over kunst, Haaien op sterk water (2007). Recent publiceerde hij Het sublieme (2011, een essay over schoonheid in de hedendaagse kunst), Het streven (2014, over de worsteling van de hedendaagse kunst met maatschappelijk engagement) en Zie de mens (2016), een overzicht van honderd portretten uit de afgelopen honderd jaar bij de gelijknamige - met veel enthousiasme ontvangen - tentoonstelling (door hem samengesteld) in Museum De Fundatie.

Manuela Klerkx (1962) werkte na haar studie filosofie twintig jaar in toonaangevende galeries in België, Nederland en Italië, en had zes jaar haar eigen galerie in Milaan waar zij werk toonde van o.a. Marijn van Kreij, Navid Nuur en Jennifer Tee.
Momenteel werkt ze als kunstagent in Amsterdam. Haar grote passie is het scouten, begeleiden én verkopen van kunst(enaars).

Oscar van Gelderen (1965) is kunstverzamelaar en uitgever van onder anderen Dave Eggers, John Williams (Stoner) en Astrid Holleeder (Judas). Daarnaast gaf hij het proefschrift van Renée Steenbergen uit: Iets wat zo veel kost, is alles waard (over verzamelaars in Nederland).